Afgelopen week stemde het Vlaams Parlement over een nieuw ontwerp van decreet 'sociaal-cultureel werk'. Dat decreet regelt de subsidiëring en erkenning van heel wat verenigingen van het Vlaamse middenveld. Denk aan Okra, Vormingplus, KWB, Willemsfonds, de Wakkere Burger, Velt ....
Die verenigingen bereiken heel wat mensen en worden gezien als bruggenbouwers. Ze werken voluit mee aan 'gemeenschapsvorming'. Blijven investeren in deze organisaties is nodig; het is immers investeren in het Vlaamse 'middenveld', het levende Vlaanderen.
Soms leveren die organisaties ook ongezouten kritiek op het beleid of stellen ze bepaalde (wan)toestanden aan de kaak. Het is dan aan de regering om al dan niet rekening te houden met de kritiek van de oppositie, van de media, van opiniemakers, en zeker ook van het middenveld. Zo krijg je een gezonde democratie. Vlaanderen is Turkije of Myanmar niet.
Toch maken we ons zorgen. Laten we niet naïef zijn: niet iedereen vindt die Westerse vrijheid oké. Integendeel, sommigen scheppen er een genoegen in om vooral jonge mensen aan te moedigen zich af te keren van onze verlichte samenleving.
In het Vlaams Parlement werd daarom in mei 2015 een resolutie goedgekeurd over partijgrenzen en grenzen van meerderheid en oppositie heen. Die resolutie vraagt de regering te blijven strijden tegen gewelddadige radicalisering aan de hand van een waslijst aan maatregelen. En vooral "zijn de indieners van dit voorstel van resolutie zijn ervan overtuigd dat er een rol voor ons allen is weggelegd om onze inclusieve en diverse samenleving en de gemeenschappelijke sokkel van waarden en beginselen veilig te stellen."
Die strijd tegen die radicalisering win je natuurlijk niet enkel met resoluties. We nemen onze intenties en prioriteiten uit de werkzaamheden van die commissie mee in concreet parlementair en wetgevend werk. Dat geldt zeker voor het nieuwe decreet sociaal-cultureel werk. Het is toch maar de logica zelve dat gesubsidieerde organisaties werken met die normen en waarden waarop onze samenleving is gebouwd, en die ook uitdragen.
Het is dan ook ontstellend dat collega-parlementslid Bart Caron van Groen die verwijzing wil weghalen uit het decreet. Wat eerst door Groen met veel poeha werd goedgekeurd in een resolutie, mag dus volgens diezelfde partij niet vastgelegd worden in concrete decreten. Is dit niet hypocriet? Vanwaar die groene bocht?
Caron beweert dat de meerderheid 'kritische stemmen de mond willen snoeren'. Onzin natuurlijk. De overgrote meerderheid van de sociaal-culturele organisaties zijn schoolvoorbeelden dat het volgen van die Westerse normen en waarden perfect samengaan met hun kritische stem ten opzichte van het beleid. De vrijheid van vergaderen en van meningsuiting zijn tenslotte elementaire rechten, nietwaar?
Waarom wil Groen de 'gemeenschappelijke sokkel van normen en waarden' minder nadrukkelijk verdedigen? Vindt Groen dan dat organisaties die bijvoorbeeld de gelijkheid van man en vrouw niet accepteren en al helemaal niet open staan voor mensen van en andere seksuele geaardheid toch subsidies moeten krijgen?
Blijkbaar vindt Bart Caron dat subsidies ten alle prijze verworven zijn en dat daar geen enkele verantwoording voor moet gebeuren tegenover de belastingbetaler.
Vrolijk word ik hier niet van, zeker in een tijd waarin we als politici schouder aan schouder zouden moeten staan in de verdediging van onze normen en waarden.
Voor wat ons dierbaar is moeten we strijden. En zeker politici kunnen dat beter een keer te veel dan een keer te weinig herhalen. Wel laat ons duidelijk zijn: wij geloven sterk in die Westerse normen en waarden, en organisaties die deze met voeten treden kunnen er dan ook geen aanspraak op maken.